"Wie het verleden vergeet, is gedoemd het te herhalen" P.H. Donner tijdens de herdenking Slag in de Javazee

Geplaatst op 28 februari 2017

Op maandag 27 februari sprak de President van de Oorlogsgravenstichting de heer mr. J.P.H. Donner tijdens de herdenking van de Slag in de Javazee. "Herdenken moet niet gericht zijn op het levend houden van het verleden, maar op het waakzaam blijven in het heden en het leefbaar houden van de toekomst."

Lees hieronder zijn hele toespraak.

Toespraak president Oorlogsgravenstichting, de heer mr. J.P.H. Donner, tijdens herdenking Slag bij Javazee op Surabaya op maandag 27 februari 2017

‘All ships follow me’; dat signaal hangt hier vandaag aan de gaffel. 75 jaar geleden bestond dat signaal nog niet, maar was het wel het sein, tot driemaal toe, waarmee Doorman leiding gaf aan de wanhopige strijd die tot de nacht zou duren. Die strijd is hier en elders al vele malen beschreven; kort na elkaar kwamen daarbij Hr. Ms. Kortenaer, HMS Electra, Hr. Ms. Java en Hr. Ms. De Ruyter tot zinken. Uiteindelijk kwamen daarbij meer dan 2.300 opvarenden om, onder wie 915 van de bijna 1.200 Nederlandse opvarenden. Het is voor alle nabestaanden een klap dat de schepen die hen tot graf dienden, zijn verdwenen. De ramp met de MH17 heeft nog weer eens onderstreept hoe belangrijk tastbare overblijfselen zijn voor nabestaanden. Moge het verlies van de schepen een aansporing zijn tot goede samenwerking met de Indonesische autoriteiten bij de bescherming van de nog resterende wrakken die een laatste rustplaats vormen voor hun opvarenden.

Maar we herdenken geen schepen, we herdenken hen die de schepen bemanden, in het bijzonder de 915 die na die 27ste februari 1942 nooit meer thuis kwamen en die niet meer ouder werden. Hun namen staan hier op het monument. Die namen zijn belangrijker dan een laatste rustplaats, want zij onttrekken mensen aan de anonimiteit van wat anders een historisch feit zou zijn: de Slag in de Javazee.

Dank dat u hier vandaag met ons bijeengekomen bent om de opvarenden te gedenken. Niet alleen zij die omkwamen; want of men die dag sneuvelde of overleefde was toeval of genade, maar allen hadden de moed om scheep te gaan en te doen wat geboden was, ook al was hun kans om het te overleven gering. In die zin dienen zij allen ons nog steeds tot voorbeeld; we gedenken ze met ere. Maar we gedenken ook degenen die het verlies moesten dragen van wie hier op het monument genoemd worden; ouders die een kind verloren, vrouwen die een man verloren, kinderen die een vader verloren. Want we tellen de oorlogsslachtoffers wel aan de graven, maar de slachtoffers zijn veeleer zij die niet hier liggen maar door moesten leven met het verlies van wie hier liggen.

Oorlogsleed is vele malen groter dan het aantal slachtoffers op erevelden.

Ook vandaag, 75 jaar later, herdenken we de strijd in de Javazee. Vrijwel ieder die in die slag het leven verloor, zou inmiddels vermoedelijk het einde van zijn natuurlijk leven hebben bereikt. Dat geldt ook voor veel van de overlevenden en voor familieleden en nabestaanden. Toch moeten we blijven herdenken en gedenken.

In de eerste plaats omdat het verdriet en het verlies tot op de dag van vandaag sporen trekken en wij hen die rouwen tot steun kunnen en moeten zijn. We herdenken ook omdat we hen die hun leven in de waagschaal stelden en dit daarbij lieten, met ere in herinnering moeten blijven houden. En daarbij gaat het niet alleen om de 915 opvarenden die het leven lieten in de Javazee; van hen liggen er slechts drie hier begraven. Maar die 915 vormen het deel waardoor we het geheel van de meer dan 200.000 Nederlandse slachtoffers van oorlog gedenken – en de miljoenen andere slachtoffers. Meer dan 4.300 van hen liggen hier begraven als stille getuigen van de jaren van geweld. En die waren niet voorbij met het einde van de Tweede Wereldoorlog. Vooraan in het kinderveld treft u de acht graven van de kinderen Engelenburg en vier van de kinderen v/d Werf; zij hadden de jaren van bezetting en de kampen doorstaan om enkele maanden later te worden vermoord. Bijna recht daarachter ligt het graf van mevrouw Verburg-Niersman; een vrouw van net 26 met haar zoontje van nog geen jaar die omkwamen in 1962 in Nieuw-Guinea.

In de eerste plaats gaat het bij herdenken dus om herinneren, maar als herdenken niet meer is dan de herinnering levend houden, zal het verflauwen en geleidelijk uitdoven nadat de laatsten die zich nog herinneren, zijn heengegaan. Dan zouden we de erevelden kunnen sluiten omdat er niemand meer is die komt om te rouwen.

Wie het verleden vergeet, is gedoemd het te herhalen. De erevelden hier en op talloze plaatsen elders in de wereld, zijn niet alleen denkmalen, maar vooral ook maanmalen; vermaningen die ons stil doen staan bij het leed van oorlog, de prijs van vrijheid en de kosten van herstel daarvan als ze verloren gaan door zorgeloosheid en verwaarlozing. En dat laatste dreigt steeds als we aan vrede, recht en vrijheid gewend – verwend – raken.

Oorlogen ontstaan niet opeens; het zijn zure vruchten van politieke ambities of frustraties, van ideologische verschillen over goed en kwaad, van onverschilligheid voor het leed van anderen en van verwaarlozing van onderlinge betrekkingen. In Europa genieten we al zo lang een tijd van vrijheid, veiligheid en recht, dat we het als vanzelfsprekend en normaal zijn gaan vinden. Ook mijn generatie, en dat is toch echt niet de jongste, weet al bijna niet beter. Dan gaan andere zaken, zoals welvaart, welbevinden en alles wat we nog niet hebben, zwaarder wegen in de politieke wensenlijsten. Zo verliezen we geleidelijk uit het oog dat vrede, recht en vrijheid geen duurzaam stabiele situatie zijn, maar een verworvenheid die voortdurend onderhoud, zorg en waakzaamheid vergt. Hier in Indonesië staat dat vaak duidelijker voor ogen.

Geweld tussen mensen is niet normaal, maar het is vaak de weg van de minste weerstand als men anderen niet van het eigen gelijk kan overtuigen of tot medewerking kan bewegen. Als de weg van regels, recht en overleg traag, omslachtig en eindeloos lijkt, oogt het vaak aantrekkelijk om met wat duwen, trekken en de dwang van voldongen feiten en daden, resultaat te behalen. En geweld leidt tot geweld. Die geest lijkt op dit moment weer vaardig te zijn in de wereld, waar de prediking van eigen land eerst, grenzen dicht, wat vreemd is uitsluiten en eigen voordeel ten koste van dat van anderen, aan aanhang wint. Zo worden rechtsverhoudingen geleidelijk tot krachtsverhoudingen, verschillen tot tegenstellingen; zo wordt vertrouwen tot wantrouwen, verdraagzaamheid tot verkettering en samenwerking tot tweestrijd. Op die wijze zijn we het huis van vrede, recht en verdraagzaamheid dat we nationaal en internationaal gebouwd hebben en waarin we met zijn allen wonen, steeds meer eigenmachtig aan het verbouwen om aan eigen wensen te voldoen. Tot we opeens merken dat we daarbij de fundamenten en steunmuren die het huis overeind houden, hebben weggebroken en pluriformiteit tot twist, tweedracht en huiselijk geweld heeft aangewakkerd.

Herdenken moet niet gericht zijn op het levend houden van het verleden, maar op het waakzaam blijven in het heden en het leefbaar houden van de toekomst. Dan is herdenken ook gedenken. Want als herdenken niet meer is dan het doen herleven van het verleden, blijven we vastzitten in de tegenstellingen en de fouten van toen. Het verleden herhaalt zich wel als we het vergeten, maar alleen niet op herkenbare wijze. De wereld is in de afgelopen 75 jaar bijna onherkenbaar veranderd. U ziet dat ook hier op het ereveld. Christenen, moslims, joden en hindoes liggen daar gezamenlijk begraven omdat ze gevallen zijn in de verdediging van een gemeenschappelijke samenleving van toen. 

Die samenleving is uiteengevallen. Geloven die toen vreedzaam samen konden leven, worden nu tegen elkaar opgezet. En wat toen een eenvoudige indeling in slachtoffers en daders leek, is dat al lang niet meer. Want waar eenmaal geweld wordt gebruikt, vervagen allengs de verschillen tussen wie slachtoffer is en wie dader. Aan het eind resten dan aan beide zijden van de tegenstellingen nog alleen verlies, verdriet en pijnlijke herinneringen. Oorlogsgraven zijn daarom niet slechts een gedenkplaats en een vermaning, maar ook een plaats waar men, indachtig het gemeenschappelijk verlies en verdriet, tot elkaar kan komen, over oude tegenstellingen heen. Daarom moeten we blijven herdenken, ook na honderd jaar nog; niet om het verleden levend te houden, maar om elkaar in het heden te vinden om de toekomst leefbaar te houden.

‘All ships follow me’: in oorlogstijd kan dat sein uitkomst bieden uit verwarring. Maar het vergt moed dat signaal te volgen als men weet dat het de ondergang kan betekenen. In vreedzame tijden is het minder eenvoudig; dan zijn er velen die roepen dat men hen moet volgen omdat men anders zijn ondergang tegemoet gaat en vergt het moed om aan die roep te weerstaan. Want het is zo makkelijk om de verantwoordelijkheid bij anderen te leggen. Het is ieders verantwoordelijkheid om recht te doen aan de verplichtingen en verantwoordelijkheden jegens medemensen en de samenleving, teneinde te voorkomen dat we door verwaarlozing en zorgloosheid plotseling weer in een crisis zitten waarin we, zoals 75 jaar geleden, onze plicht moeten doen en opnieuw moeten uitvaren, een mogelijk ondergang tegemoet. Laten we door dat te voorkomen hen die toen uitvoeren in onze tijd op waardige wijze gedenken.

 

download de toespraak hier

 

Schrijf in voor onze nieuwsbrief
Volg ons op

De website van de Oorlogsgravenstichting maakt gebruik van cookies. Hierdoor wordt onze website gebruikersvriendelijker en kunnen we u beter van dienst zijn.